De zeepkist
Ik kan er wel omheen blijven draaien, om die zeepkist, maar ik denk dat het geen zin heeft. Ik denk dat het anders moet in het muziekonderwijs. Tijdens dit schrijven merk ik dat alle musici en muziekdocenten die ik de afgelopen jaren heb ontmoet met me meeschrijven. Ook mijn professoren onderwijswetenschap zijn aan het praten op mijn schouder. Ze zeggen dingen die me in de weg zitten bij het schrijven. Terwijl ik zeker ben. Het moet anders. Als we werkelijk leerlingen centraal willen zetten in hun individuele muzikale ontwikkeling. Als we leerlingen willen ondersteunen om door en met muziek hun plek in de wereld te vinden (Evert Bisschop Boele)…dan moet het anders.
Ik weet het zeker. Deels om wat ik van muziekprofessionals hoor op al die kunstinstellingen, op scholen, in trainingen, symposia en in mijn trainingen. Deels omdat ik dingen weet vanuit de wetenschap. Deels omdat ik zelf dingen heb ervaren en uitgeprobeerd vanaf dat ik op mijn 16e begon met muzieklessen geven. En vooral omdat ik hoor hoe jonge mensen hun muzieklessen ervaren.
De basis van waaruit we muzieklessen geven op muziekscholen, in privépraktijken bij harmonie en fanfare orkesten en op het conservatorium is niet gericht op de unieke individuele ontwikkeling van elke student, maar op een roestige en vaststaande methodiek die generatie op generatie wordt overgedragen door muziekdocenten die zelf ook zo les hebben gehad. Niet de leerling staat centraal, maar de methode en de docent als expert van die methode.
Jonge mensen stoppen met muziekmaken omdat ze zich niet gezien, en nog veel erger in deze context: niet gehoord voelen. Op alle niveaus van muziekonderwijs staat niet de vraag centraal ‘wie ben jij in jouw persoonlijke urgentie om je muzikaal te uiten’, maar de vraag: ben jij goed genoeg om aan mijn verwachting als expert te voldoen. Stop ik je in het hokje ‘leuk dat je er bent maar het wordt nooit wat’ of in het hokje ‘yes! Een echt talent!’.
Nu klinken al die professionals in mijn hoofd die ik heb ontmoet de afgelopen jaren. Het zou heel goed kunnen dat je je aangevallen voelt door deze tekst. Want je doet elke dag je stinkende best om elke leerling zo goed mogelijk muziek te leren. En daar zit hem wat mij betreft nu juist het probleem. Misschien moet je daar eens mee ophouden en je afvragen wat de leerling wil met muziek, wat er al klinkt in hem en hoe jij die specifieke leerling een stap verder kan helpen. Niet op weg naar zijn A diploma (binnen 1,5 jaar), of het leerorkest of de vooropleiding van het conservatorium, maar op weg naar zichzelf.
Ook de onderwijskundige in mijn hoofd heeft kritiek op deze tekst. Ik probeer al mijn hele werkzame leven onderbouwing vanuit de wetenschap te zoeken voor mijn onderbuikgevoelens. Deels is dat gelukt, maar deels ook niet. Ik schrijf immers over de ‘ongrijpbare schoonheid van muziek’. De wetenschap heeft niet zoveel met onmeetbare concepten.
Maar het is ook niet de bedoeling. Ik ben niet op zoek naar de meest efficiënte manier om de elementen van muziek aan te leren. Ik ben niet op zoek naar nieuwe methoden, bewijslast of onderbouwing.
Ik wil, met heel mijn hart, dat onze jonge mensen door en met muziek hun plek in de wereld kunnen vinden. Ik wil dat in de wereld mensen grijpen naar de symbolische en verbindende kracht van muziek. Zonder dat we in de weg daarnaar toe ze angstig maken om zichzelf te laten horen omdat ze niet voldoen aan die grote en zware set van voor een wezenlijk deel informele muzikale verwachtingen die we in de muziekwereld overal hanteren. De criteria die te meten zijn. Snelheid, zuiverheid, ritmische correctheid, balans.
Van alle kinderen in Nederland die beginnen met muziek maken blijven er maar heel weinig actief spelen of zingen. Dat komt omdat we ze allemaal in een traject stoppen dat als doel heeft de absolute expert te worden. Conservatoria behandelen alle studenten alsof ze grote solisten kunnen worden. In realiteit hebben docenten bij de toelatingen al bepaald of iemand die kant wel op kan. Je bent op het conservatorium een 7tje of hebt potentie. Van die potentie zijn er maar bar weinig die ook werkelijk arriveren, omdat de top zo smal is. En als ze daar zijn is het leven vaak zo stressvol dat betablokkers en drankgebruik aan de orde van de dag zijn. Waarom vragen we ons als doelgroep niet wat meer af of we wel goed bezig zijn?
Al die prachtige jonge mensen op het conservatorium verdienen een rijke en flexibele leeromgeving waarin zijzelf werkelijk hun plek in de wereld kunnen verdienen met en door muziek. Opdat zij andere kinderen en jonge mensen kunnen introduceren in die rijke wereld. Niet om zelf ook weer ‘pro’ te worden, maar om hun plek in de wereld te vinden. Alle muziekonderwijs in Nederland is een kopie op de 1 of andere manier van het conservatorium model. Waarin de beste zijn, onderlinge competitie en warrige en informele persoonlijke be(ver?)oordelingscriteria van alle dag zijn.
Als we met z’n allen het erover eens zijn dat je van muziek socialer, slimmer en creatiever wordt dan moet het echt anders. Want van muziekonderwijs word je vaker faalangstig, narrow minded en op jezelf gericht.
‘Jonge mensen willen niets meer. Ze zijn snel afgeleid. Ze zitten alleen nog maar op youtube te kijken. Ze hebben geen doorzettingsvermogen meer. Ze hebben teveel te doen.’ Misschien. Ik denk het niet. Maar weet dat niet zeker. Wat ik wel weet is dat ik alleen kan kijken naar wat ik zelf doe. Dat wij kunnen kijken naar wat wij doen. En kijken naar wat jonge mensen uit zichzelf wel doen als het gaat over muziek. Ik zie grote groepen jonge mensen beats maken met sequenze programma’s. Ik zie dansscholen vol met nieuwe Urban programma’s waarin niet docenten de leiding nemen, maar jonge mensen zelf. Ik hoor jonge mensen zeggen: ‘ik wil leren muziek maken, maar ik wil geen docenterig gedoe’. Help me, maar stuur me niet.
Wie is die leerling die bij mij op les komt en hoe kan ik hem helpen om met en door muziek in de wereld te komen?
Deze tekst heb ik geschreven voor een boek dat in de maak is en dat dit jaar uit zal komen. Op welke wijze kunnen we onze muziekpedagogiek en didactiek innoveren zodat het aansluit bij deze tijd. Ik hou je op de hoogte!
‘Jonge mensen willen niets meer. Ze zijn snel afgeleid. Ze zitten alleen nog maar op youtube te kijken. Ze hebben geen doorzettingsvermogen meer. Ze hebben teveel te doen.’ Misschien. Ik denk het niet. Maar weet dat niet zeker. Wat ik wel weet is dat ik alleen kan kijken naar wat ik zelf doe. Dat wij kunnen kijken naar wat wij doen. En kijken naar wat jonge mensen uit zichzelf wel doen als het gaat over muziek. Ik zie grote groepen jonge mensen beats maken met sequenze programma’s. Ik zie dansscholen vol met nieuwe Urban programma’s waarin niet docenten de leiding nemen, maar jonge mensen zelf. Ik hoor jonge mensen zeggen: ‘ik wil leren muziek maken, maar ik wil geen docenterig gedoe’. Help me, maar stuur me niet.
Wie is die leerling die bij mij op les komt en hoe kan ik hem helpen om met en door muziek in de wereld te komen?
- Door bij hem of haar te beginnen.
- Door een pedagogiek van openheid en non conformisme gekenmerkt door dialoog. Een observerende, vragende en coachende grondhouding die de leerling de mogelijkheid geeft de beste versie van zichzelf te worden.
- Door een didactiek van uitnodigen en uitdagen in plaats van sturen.
- Door een muzikaal rolmodel te zijn voor je leerlingen. Jouw expertise is niet de leidraad van hoe het moet maar de bron van waaruit je kunt tappen. Laat je leerlingen zien wat kan zijn, waarnaar ze kunnen gaan zoeken om zo hun muzikale horizon te verbreden.
Deze tekst heb ik geschreven voor een boek dat in de maak is en dat dit jaar uit zal komen. Op welke wijze kunnen we onze muziekpedagogiek en didactiek innoveren zodat het aansluit bij deze tijd. Ik hou je op de hoogte!